Misbruik kind past niet in één hokje

Geplaatst op: 27-03-2019

BRON: LEEUWARDER COURANT

Vroegkinderlijk trauma en emotionele verwaarlozing kunnen dodelijke gevolgen hebben, zo ervoer klinisch psycholoog Marleen Wildschut. Gedurende haar promotie-onderzoek stapten zes van haar ondervraagde patiënten uit het leven. ,,Dit toont de noodzaak van adequate hulp aan.”

Iemand die als kind is misbruikt, mishandeld of verwaarloosd heeft baat bij één regiebehandelaar in de geestelijke gezondheidszorg. Dat is een belangrijke uitkomst van het promotie-onderzoek van klinisch psycholoog Marleen Wildschut.

„Als je een posttraumatische stressstoornis hebt kun je dat rustig aan je buren vertellen. Maar een persoonlijkheidsstoornis? Zoiets houden de meeste mensen liever voor zichzelf.” Het verschil in acceptatie verbaast Wildschut. Het was een van haar drijfveren voor het promotie-onderzoek naar slachtoffers van vroegkinderlijk trauma en emotionele verwaarlozing. „Als gedrag traumagerelateerd is, dan is dat vaak een verontschuldiging. Dan is het je overkomen. Maar als je een persoonlijkheidsstoornis hebt, dan word je al gauw gezien als lastig. Ook in de zorg. Ondanks dat je ook die stoornis door omstandigheden kunt ontwikkelen, is de kans op stigmatisering een stuk groter. Terwijl je er dus maar weinig aan kunt doen dat je bijvoorbeeld borderline hebt.”

Wildschut (39), afkomstig uit Appingedam en met man en twee dochters woonachtig in Groningen, ging na haar studie psychologie aan de slag bij GGZ Friesland. In eerste instantie binnen het toenmalige Centrum Specialistische Behandelingen in Leeuwarden. Daar viel het haar op dat patiënten met een traumatische voorgeschiedenis in verschillende programma’s werden behandeld. „Al die verschillende afdelingen, al die hokjes, dat vond ik gek.”

Haar onderzoek als zogeheten buitenpromovendus bevestigde haar vermoedens. Patiënten met een vroegkinderlijk trauma werden of voor een trauma behandeld, of voor een persoonlijkheidsstoornis. Terwijl ze dezelfde problemen hadden.

Regiebehandelaar

Volgens Marleen Wildschut mankeert het niet aan de behandelingen op zich, die zijn prima. Het probleem is dat deze patiënten niet een totaalbehandeling krijgen die het hele spectrum van hun klachten bestrijkt, maar dat ze vaak van de ene naar de andere afdeling gaan. „Eigenlijk zou je zo’n slachtoffer van een vroegkinderlijk trauma integraal moeten behandelen, dat is ook mijn aanbeveling. Deze mensen zijn over het algemeen heel wantrouwend. Hun vertrouwen in mensen is beschadigd doordat ze op jonge leeftijd in de steek zijn gelaten door hun belangrijkste verzorgers. Dus je moet deze mensen onder één regiebehandelaar laten behandelen, zodat ze niet steeds een andere behandelaar tegenkomen.”

De groep mensen die op latere leeftijd problemen krijgt met vroegkinderlijk trauma is relatief groot. Toen Wildschut haar onderzoek in 2011 begon waren er bij GGZ Friesland zo’n 1600 mensen in behandeling voor een persoonlijkheidsstoornis. Van die groep interviewde ze honderd patiënten en nog eens vijftig mensen die op dat moment voor een vroegkinderlijk trauma werden behandeld. Er bleek een grote overlap in problematiek. „Het is maar net wat bij je intake op de voorgrond staat, bij welke behandeling je terechtkomt. Heb je bijvoorbeeld last van herbelevingen, dan past dat bij een traumagerelateerde behandeling. Jezelf snijden wordt veel geassocieerd met borderline.”

Dat een groot deel van beide groepen eigenlijk dezelfde klachten had kwam aan het licht doordat Wildschut de patiënten aanzienlijk intensiever interviewde dan bij een intakegesprek. „Ik sprak ze zes tot acht uur. Dan zie je vaak hoe het hele plaatje zich vormt.”

Wildschut onderscheidt de klachten van haar ondervraagde patiënten in drie groepen, ongeveer gelijk verdeeld: mild, matig en ernstig. De laatste groep heeft over de hele linie forse klachten. Ze hebben meerdere persoonlijkheidsstoornissen, kampen met een complexe posttraumatische stressstoornis en hebben vaak een dissociatieve stoornis – een stoornis die zich kenmerkt door gaten in het geheugen. „Ze hebben ernstige depressieve klachten, ernstige angstklachten, zijn zeer wantrouwend, hebben een heel negatief mensbeeld en een heel negatief zelfbeeld. Ze hebben veel problemen in sociale relaties, eigenlijk op alle levensgebieden. Financieel, qua huisvesting, geen werk, problemen binnen de familie, forse gedragsproblemen en zijn vaak ergens aan verslaafd, drinken of blowen”, somt Wildschut op.

Ze benadrukt dat dit soort ernstige vroegkinderlijke trauma’s ontstaat door misbruik, mishandeling of verwaarlozing. „Er gebeuren heftige dingen achter de voordeur. Kinderen die aan hun lot worden overgelaten omdat moeder bijvoorbeeld verslaafd is. Er was echt wat aan de hand in deze gezinnen, het komt in alle lagen van de bevolking voor.”

Pesterijen

Wat hier vaak bijkomt zijn pesterijen, zo moet Wildschut toch even kwijt. „Dat is me opgevallen. Ontzettend veel pestervaringen. Mensen die vanaf 5- of 6-jarige leeftijd dag in dag uit zijn gepest of geterroriseerd. Dat blijkt zeer ernstig voor de ontwikkeling. Ja, vaak zie je aan welke kinderen gepest worden dat er ook een relatie is met thuis, maar dan nog: dat gepest zijn schaar ik zeker onder een vroegkinderlijk trauma. Gelukkig is daarvoor tegenwoordig meer aandacht, doordat een paar jaar geleden bekend werd dat enkele kinderen zich van het leven hadden beroofd vanwege pesten.”

Tijdens haar 6-jarig onderzoek overleden 6 van de 150 patiënten. De jongste was 20, de oudste 38. Drie pleegden suïcide, twee kozen voor euthanasie, de zesde doodsoorzaak blijft onduidelijk. In alle gevallen betrof het vrouwelijke patiënten, die een of meer traumagerelateerde stoornissen en persoonlijkheidsstoornissen hadden en in de helft van de gevallen een dissociatieve stoornis. „4 procent sterfgevallen in een periode van zes jaar. Jonge mensen die zijn overleden”, zegt ze. „Dit geeft de dodelijkheid weer van blootstelling aan vroegkinderlijk trauma en emotionele verwaarlozing, alsook de noodzaak om overlevenden adequate zorg te bieden”, schrijft ze in de conclusie van haar promotie-onderzoek bij het UMC in Amsterdam.

Een collega is een vervolgonderzoek begonnen naar de patiënten die Wildschut heeft geïnterviewd. Daaruit moet blijken of een integrale aanpak van de problemen van deze groep patiënten inderdaad van meerwaarde kan zijn. Dit onderzoek, uitgevoerd door Sanne Swart, wordt naar verwachting over twee jaar afgerond.

Wildschut hoeft er niet over in te zitten of haar aanbevelingen worden overgenomen. Ze heeft de tijdgeest mee. Een integrale aanpak heeft een paar jaar geleden al zijn intrede gedaan bij GGZ Friesland. Zo maakt Wildschut tegenwoordig deel uit van het FACT-team in Drachten. Vanuit verschillende disciplines worden in dat team problemen van patiënten bekeken en indien mogelijk worden ze zoveel mogelijk thuis geholpen in plaats van in een instelling. Deze trend speelt zich niet alleen in de geestelijke gezondheidszorg af, maar over de gehele linie. „Zorg is heel gefragmenteerd. De specialist in het ziekenhuis behandelt je darm, maar kijkt niet naar je blaas. Dat is aan het veranderen. Er wordt meer naar de mens als geheel gekeken, het gaat de goede kant op.”

Meer weten?